Teksten en vertalingen - Concert My Spirit Sang All Day, 5 november 2022 - Voci Volanti

Ešenvalds_Stars

Alone in the night

on a dark hill

with pines around me

spicy and still

and a heaven full of stars

over my head,

white and topaz

and misty red;

myriads with beating

hearts of fire

that aeons

cannot vex or tire,

up the dome of heaven

like a great hill,

and myriads with beating

hearts of fire,

heaven full of stars.

I know that I am honored to be witness of so much majesty.

Tekst uit het gedicht 'Stars' van Sara Teasdale (1920), aangepast door de componist


Bogoroditse Djevo

Bogoroditse Djevo, raduysia,

Blagodatnaya Marije,

Ghospod s Toboyu.

Blagoslovena Ti v zhennakh, i blagosloven Plod chryéva Tvoyego, yako Spasa rodila yesi dush nashikh


Farewell, unkind farewell

Farewell, unkind farewell,

to me no more a father,

since my heart holds my love most dear.

The wealth which thou dost reap another's hand must gather, though thy heart still lies buried there.

Then farewell, O farewell.

Welcome, my love, welcome,

my joy forever.

'Tis not the vain desire

of human fleeting beauty makes my mind

to live though my means do die,

Nor do I nature wrong, though I forget my duty: Love not in the blood

but in the spirit doth lie.

Then farewell, O farewell,

Welcome, my love, welcome, my joy forever.


Dark Night of the Soul (2010)

One dark night,

fired with love’s urgent longings,

ah, the sheer grace!

I went out unseen,

my house being now all stilled,

in darkness and secure

by the secret ladder, disguised,

in darkness and concealment

my house being now all stilled,

on that glad night,

in secret, for no one saw me,

nor did I look at anything,

with no other light or guide

than the one that burned in my heart.

Ah, the sheer grace!


If ye love me

If ye love me, keep my commandments.

And I will pray the Father, and he shall give you another comforter, that he may 'bide with you forever;

E'en the spirit of truth;


Knee play 1

1, 2, 3, 4, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8.


This marriage

May these vows and this marriage be blessed. May it be sweet milk, like wine and halvah. May this marriage offer fruit and shade like the date palm. May this marriage be full of laughter, our every day a day in paradise.

May this marriage be a sign of compassion, a seal of happiness,

here and hereafter.

May this marriage have a fair face and a good name, an omen as welcomes the moon in a clear blue sky.

I am out of words to describe how spirit mingles in this marriage.


Mother of God, here I stand

Mother of God here I stand now praying before this icon of your radiant brightness

Not praying to be saved from a battlefield, not giving thanks, nor seeking forgiveness For the sins of my soul, nor for all the souls numb, joyless and desolate on earth But for her alone, whom I wholly give you.


Da pacem, Domine

Da pacem, Domine, in diebus nostris quia non est alius qui pugnet pro nobis nisi tu Deus noster.


Pastime with good company

Pastime with good company

I love and shall until I die.

Grudge who likes, but none deny,

so god be pleased, thus live will I.

For my pastance: hunt, sing, and dance.

My heart is set!

All goodly sport for my comfort.

Who shall me let?

Youth must have some dalliance,

of good or ill some pastance.

Company I think then best

All thoughts and fantasies to digest.

For idleness is chief mistress

of vices all.

Then who can say but mirth and play

is best of all?

Company with honesty

is virtue - vices to flee.

Company is good and ill,

but every man has his free will.

The best ensue, the worst eschew,

my mind shall be.

virtue to use, vice to refuse,

thus shall I use me!


Calme des nuits

Calme des nuits,

fraîcheurs des soirs,

vaste scintillement des mondes,

grand silence des antres noirs,

vous charmez les âmes profondes.

L’éclat du soleil, la gaité,

le bruit plaisent aux plus futiles;

le poète seul est hanté

par l’amour des choses tranquilles.


Dieu! qu'il la fait bon regarder

Dieu! qu'il la fait bon regarder

la gracieuse bonne et belle.

Pour les grans biens que sont en elle chascun est prest de la loüer.

Qui se pourroit d'elle lasser?

Tousjours sa beauté renouvelle.

Dieu qu'il la bon regarder

la gracieuse bonne et belle!

Par de ça, ne de là la mer

ne scay dame ne damoiselle

qui soit en tous bien parfais telle.

C'est ung songe que d'y penser:

Dieu qu'il la fait bon regarder!

 

Tekst: Charles d'Orléans


Dirait-on

Abandon entouré d’abandon,

tendresse touchant aux tendresses...

C’est ton intérieur qui sans cesse

se caresse, dirait-on;

Se caresse en soi-même,

par son propre reflet éclairé.

Ainsi tu inventes le thème

du Narcisse exaucé.

Dirait-on.

 

Rainer Maria Rilke: Les Chansons des Roses


Jabberwocky

’Twas brillig, and the slithy toves did gyre and gimble in the wabe:

all mimsy were the borogoves,

and the mome raths outgrabe.

“Beware the Jabberwock, my son!

The jaws that bite, the claws that catch!

Beware the Jubjub bird, and shun

the frumious Bandersnatch!”

He took his vorpal sword in hand;

long time the manxome for he sought-

so rested he by the Tumtum tree

and stood awhile in thought.

And, as in uffish thought he stood,

the Jabberwock, with eyes of flame,

came whiffling through the tulgey wood,

and burbled as it came!

One, two! One, two!

And through and through the vorpal blade went snicker-snack!

He left it dead, and with its head

he went galumphing back.

“And hast thou slain the Jabberwock?

come to my arms, my beamish boy!

O frabjous day! Callooh! Callay!”

He chortled in his joy.

’Twas brillig, and the slithy toves

did gyre and gimble in the wabe:

all mimsy were the borogoves,

and the mome raths outgrabe.

O frabjous day! Callooh! Callay!


My spirit sang all day

My spirit sang all day: o my joy!

Nothing my tongue could say,

only My joy!

My heart an echo caught: o my joy

and spake: tell me thy thought,

hide not thy joy.

My eyes gan peer around,

o my joy

What beauty hast thou found?

Shew us thy joy.

My jealous ears grew whist; o my joy.

Music from heaven is't; Sent for our joy?

She also came and heard: o my joy

What, said she, is this word?

What is thy joy?

And I replied: O see, O my joy

Tis thee, I cried, ‘tis thee:

Thou art my joy!


Alleen in de nacht

op een donkere heuvel

omringd door dennen,

kruidig en stil

en een hemel vol sterren

boven mijn hoofd,

wit en topaas

en mistig rood;

ontelbare sterren, met kloppende

harten van vuur

die door eeuwigheden

niet gehinderd of vermoeid raken,

boven in het hemelgewelf

zoals een grote heuvel,

en ontelbare sterren met kloppende

harten van vuur,

hemel vol sterren.

Ik besef dat ik de eer heb getuige te zijn van zo veel grootsheid.

 


Maagdelijke moeder van God, verheug u,

Maria, vol van genade,

de Heer is met u.

Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot, want de Verlosser van onze ziel hebt gij gedragen.


Vaarwel! Het is hard, maar een vader

heb ik niet meer nodig

omdat mijn hart uitgaat naar mijn allerliefste.

Een ander zal de weelde die u oogstte

gaan verzamelen, maar uw hart blijft in die aarde begraven liggen.

Vaarwel dan, o vaarwel.

Welkom, mijn liefste, welkom,

mijn vreugde voor altijd.

Het is niet het ijdele verlangen naar vergan-kelijke schoonheid waarom ik kies voor dit leven – terwijl ik het minder comfortabel zal hebben.

Het is ook niet tegennatuurlijk dat ik mijn plichten verzuim, want liefde zit niet in het bloed, maar in de ziel.

Vaarwel dan, o vaarwel,

Welkom, mijn liefste, welkom, mijn vreugde voor altijd.


Op een donkere nacht,

aangevuurd door hevige verlangens van de liefde -o de pure genade-

ging ik ongezien naar buiten,

mijn huis helemaal stil geworden,

in duisternis en veilig

via de geheime ladder, onherkenbaar,

in duisternis en verborgenheid,

mijn huis nu doodstil,

in die blijde nacht,

in het geheim, want niemand zag mij,

en ik keek ook nergens naar ,

zonder enig ander licht of gids

dan dat wat brandde in mijn hart.

O, de pure genade!


Wanneer je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden.

En ik zal tot de Vader bidden en hij zal je een andere trooster geven om tot in eeuwigheid bij je te zijn; het zal de Geest der Waarheid zijn.


 

1, 2, 3, 4, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8.


Mogen deze geloften en dit huwelijk gezegend zijn

Moge het zoet zijn als melk, als wijn en halva.

Moge dit huwelijk vruchten en schaduw bieden zoals de dadelpalm.

Moge dit huwelijk vol gelach zijn,

elke dag een dag in het paradijs.

Moge dit huwelijk een teken van compassie zijn, een zegel van geluk,

hier en hierna.

Moge dit huwelijk een eerlijk gezicht

en een goede naam hebben,

een voorteken zo helder als de maan

in een strakblauwe lucht.

Ik heb geen woorden om te beschrijven hoe bezield dit huwelijk is


Moeder van God Hier sta ik nu biddend voor dit icoon

van jouw stralende helderheid

Niet om gered te worden van een slagveld, niet om dank te zeggen, noch om vergeving te zoeken voor mijn zonden, of die van anderen die verdoofd, zonder vreugde en verlaten zijn

Maar voor haar alleen, die ik ten volle aan je toevertrouw.


Geef vrede, Heer, in onze dagen

want er is geen ander die voor ons wil strijden dan u, onze God.


Goed gezelschap en vertier, geven mij levenslang plezier Misgun het mij, maar niemand kan me beletten

zo te leven, als ‘t God behaagt

Ik vermaak me met jagen, zingen en dansen

Mijn hart gaat er naar uit!

Heerlijk sporten voor mijn plezier.

Wie houdt me tegen?

De jeugd moet wat vertier hebben,

met goed of slecht tijdverdrijf.

In gezelschap - denk ik - verwerk je dan het beste alle gedachten en fantasieën.

Want ledigheid is de belangrijkste oorzaak

van alle ondeugden.

Wie kan dan nog zeggen dat vrolijkheid en spel

niet het allerbeste is?

Een eerlijk, heerlijk samenzijn doet deugd

Zo ontkom je aan ondeugden

Gezelschap kan goed en slecht zijn,

maar elke man heeft zijn vrije wil.

Het beste volgen, het slechtste mijden

dat zal ik in gedachten houden.

Deugdzaam te zijn, en niet te zondigen,

zó zal ik me gedragen!


Kalmte van nachten,

koelte van avonden,

weids geflonker van sterren

grootse verstilling in zwarte spelonken

jullie betoveren ernstige zielen

Gewone mensen houden van felle zonnestralen en luidruchtige vrolijkheid

Alleen de dichter wordt gegrepen

door de liefde voor verstilling


God! Wat heerlijk om naar haar te kijken,

die gracieuze, goede en mooie vrouw.

Om al het goede dat in haar is,

wil iedereen haar wel prijzen.

Wie kan ooit genoeg van haar krijgen?

Haar schoonheid is telkens weer nieuw.

God, wat heerlijk om naar haar te kijken,

die gracieuze, goede en mooie vrouw!

Hier, noch aan de overkant van de zee

ken ik geen vrouw of meisje, die in alles

zo volmaakt is als zij.

Het is een droom aan haar te denken.

God, wat heerlijk om naar haar te kijken


Overgave in verlatenheid,

tederheid die aan tederheden raakt...

Het is alsof, zo kun je zeggen,

het innerlijk zichzelf zonder ophouden streelt;

Het streelt zichzelf

door het spiegelbeeld dat wordt verlicht

Je ontdekt het thema,

zo kun je zeggen,

van de vervulde Narcissus.


Wauwelwok

't Wier bradig, en de spiramants

bedroorden slendig in het zwiets:

hoe klarm waren de ooiefants,

bij 't bluifen der beriets.

“Pas op voor de Wauwelwok, mijn kind!

Zo scherp getand, van klauw zo wreed!

Zorg dat Tsjoep-Tsjoep je nimmer vindt,

vermijd de Barbeleet!”

Hij nam zijn gnijpend zwaard ter hand:

lang zocht hij naar de aartsschavoest-

maar nam toen rust in lommers lust

op een tumtumboomknoest.

En toen hij zat in diep gedenk,

kwam Wauwelwok met vlammend oog,

dwars door het bos met zwalpse zwenk,

sluw borbelend wijl hij vloog.

Eén, twee! Hup twee.

En door en door

ging kler de kling toen krissekruis.

Hij sloeg hem dood en blodd'rig rood

bracht hij het tronie thuis.

“Hebt gij versnaggeld Wauwelwok?

Kom aan mijn hart, o jokkejeugd!

O, heerlijkheid, fantabeltijd!”

Hij knorkelde van vreugd.

't Wier bradig, en de spiramants

Bedroorden slendig in het zwiets:

Hoe klarm waren de ooiefants,

Bij 't bluifen der beriets.

O, heerlijkheid, fantabeltijd!

 

Uit: De avonturen van Alice in Wonderland & Spiegelland, Alfred Kossmann & C. Reedijk; bewerkt en opnieuw vertaald door Peter Bulthuis


Mijn hart zong de hele dag: O, mijn geluk!

Mijn tong kon niets anders zeggen,

alleen: mijn geluk!

Mijn hart ving een echo op: O mijn geluk

en sprak: vertel me wat je denkt,

verberg je geluk niet.

Mijn ogen begonnen rond te speuren,

o mijn geluk.

Wat voor schoonheid heb je gevonden?

Toon ons je geluk!

Mijn jaloerse oren werden stil; o mijn geluk

Is die hemelse muziek gezonden voor ons geluk?

Ook zíj kwam en hoorde: o mijn geluk

Wat zeg je toch? vroeg ze,

Wat is je geluk?

En ik antwoordde: O zie, O mijn geluk

Jíj bent het, riep ik, jij bent het:

Jíj bent mijn geluk!